Zelfverzekerd en lachend stapt ze door de deur naar binnen: ‘Zo, laten we maar eens gaan spelen met die poppetjes, haha’.
“Ik zie mezelf al een hele tijd staan in die groep poppetjes. Echt, ze kijkt me steeds aan, maar ik wil haar gewoon niet pakken.” Ze kijkt weer verder en pakt vervolgens een heel ander poppetje, aan de andere kant van de tafel.
De eerste minuten laat ik haar lekker haar gang gaan. Zij weet ook wel dat we erop terug gaan komen. Nadat we een tijdje bezig zijn met andere poppetjes, vraag ik haar of ze zo ‘compleet’ is. Ze zakt achteruit in haar stoel, slaat haar armen over elkaar en zucht. Ze kijkt van mij naar het poppetje die staat voor haar volwassenheid en weer terug. “Nee, ik weet dat zij er ook nog bij moet, maar ik wil haar niet”.
Van mij ‘moet’ dat natuurlijk helemaal niet. Vandaag is blijkbaar nog te vroeg om die stap te zetten. Het maakt voor beide wel direct duidelijk wat er speelt, want ‘hoezo mag zij niet volwassen zijn?’
Ik vraag mezelf af welke kant ik op zal gaan zodat het voor haar veilig blijft en passend in haar proces. Toch wil ik ook niet ontwijken wat zo overduidelijk is. Ik kies ervoor om het gesprek vanuit de poppetjes die voor ons staan aan te gaan. Zo staat er ook een politie poppetje. Een prachtige kwaliteit om te hebben. Ik vraag haar: ‘wat zegt zij (het politie poppetje) over haar? (het poppetje wat niet gepakt mag worden)
“Oh”, terwijl ze overeind veert uit haar stoel, “de politie vindt dat zij daar, zich nooit aan de afspraken houdt, ze doet maar gewoon. Ze houdt geen rekening met anderen, past zich niet aan, wil altijd net iets anders dan de rest. Dat hoort niet, zo komen we er nooit. Doe maar gewoon wat je moet doen, meer is echt niet nodig. Haar kleding is ook altijd nét weer even anders dan gemiddeld, ze lijkt wel totaal iemand anders. Ze past totaal niet bij ons.”
Bij die laatste zin wijst ze naar al haar neergezette poppetjes, allemaal kwaliteiten. We kijken er een tijdje naar en ik stel de vraag: ‘wie zegt dat precies?’ Dat ‘ze totaal niet bij jullie past?’ Raak. Ze zakt terug in haar stoel, slikt, is even stil en zegt: ‘volgens mij zeggen zij dat helemaal niet’.
Wie dan wel? vraag ik zacht. “Mijn moeder” komt er nog zachter uit terwijl de tranen over haar wangen rollen. “Mijn moeder vindt dat zij niet past bij wie ik ben” zegt ze terwijl ze haar volwassenheid poppetje erbij pakt en er eens rustig naar kijkt.
En daar waren we bij de kern: ‘haar moeder is het niet eens met de volwassen persoon die haar dochter probeert te worden’. Ze ‘past’ blijkbaar niet in het plaatje die zij bedacht heeft als moeder.
Het gevolg voor deze dochter? Precies, ze ziet wel wie ze is of wat ze zou willen, maar wat ze ziet voldoet niet. Het past niet, is niet goed genoeg. Het voldoet niet aan de wensen van haar moeder en dus niet aan die van haarzelf. En dus mag ze er niet zijn. Dat is ook precies de reden dat ze haar leven niet vorm kan geven zoals ze zelf graag wil. De reden waarom ze bij mij terecht kwam.
Het was duidelijk dat ze goed weet wat haar kwaliteiten zijn. Dat ze precies weet waar ze naartoe wil in haar leven. Maar dat dit niet lukt doordat ze zichzelf niet mag/kan/wil zijn doordat ze niet voldoet aan het plaatje van haar moeder. En met precies dat inzicht is ze de deur weer uitgestapt. Ontdaan, verdrietig en verward.
Dit wordt ongetwijfeld vervolgd. Inzicht is de eerste stap in een heel proces. Op haar manier en tempo zetten we een volgende stap. Welke stap? “Iets met een dochter die zichzelf wel ziet, maar niet mag zijn. En iets met een moeder.”
En dat door ‘te spelen met poppetjes…’
Speelt één van jouw ouders een rol bij de dingen die je (niet) doet? Goed kijken…